Hoogbegaafd 2021

Hanna Beuling

In je 4 havo-klas zit Yuna, een meisje dat het gezellig heeft in de klas. Ze maakt haar werk en haar cijfers zijn rond de 5,5. Ze valt je op omdat ze af en toe een vraag stelt waaruit blijkt welke verbanden ze allemaal kan leggen en hoe creatief ze denkt. Je vraagt je af wat je kunt doen om Yuna te bieden wat ze nodig heeft en of ze een (hoog)begaafde leerling is.


Sinds het begin van de twintigste eeuw is onderzoek gedaan naar (hoog)begaafdheid, wat verschillende definities van het fenomeen heeft opgeleverd, waaronder:
• Iemand die in potentie in staat is uitzonderlijke prestaties te leveren (Mönks & Ypenburg, 2011).
• Iemand met een hoge intelligentie, een hoge mate van creativiteit en een groot doorzettingsvermogen (Renzulli, 1978).

Om handvatten te bieden voor de praktijk heeft het informatiepunt hoogbegaafdheid en talentontwikkeling in 2016 vanuit de literatuur een werkdefinitie met kenmerken opgesteld
(zie tabel 1). Deze werkdefinitie helpt je om begaafde leerlingen te herkennen.

Ontwikkeling van aanwezig potentieel

Om van talenten, die in aanleg aanwezig zijn, tot prestaties te komen waarin de talenten zichtbaar zijn, maakt de leerling een ontwikkeling door, waar de omgeving en zijn eigen persoonlijkheid invloed op uitoefenen. Het model ‘Talent in ontwikkeling’ (Houkema en Kaput, 2011) laat zien welke factoren op deze ontwikkeling van invloed zijn (zie figuur 1). Om het potentieel van leerlingen verder te ontwikkelen zijn de persoonlijke kwaliteiten en de kansen in de omgeving, waaronder onderwijs, belangrijke aanknopingspunten. Dit werkt echter ook de andere kant op: bij leerlingen kan de groei worden afgeremd door uitdagingen in zichzelf of belemmeringen in hun omgeving.
Om de ontwikkeling van begaafde leerlingen te stimuleren hebben zij, net als alle andere leerlingen, passend onderwijs nodig. Door hun cognitieve capaciteiten en hun creatieve denkvermogens, sluit onderwijs dat op een gemiddelde leerling gericht is, over het algemeen niet bij hen aan. Als het onderwijs niet aansluit, kunnen leerlingen hun motivatie verliezen en gaan onderpresteren. Daarnaast ontwikkelen ze dan niet de vaardigheden die ze nodig hebben om uitdagingen aan te gaan, zoals doorzetten en plannen. Als een leerling al langer dan een jaar niet zijn natuurlijke gedrevenheid, creatief denkvermogen en cognitieve capaciteiten laat zien, is dit door een individuele docent binnen zijn vak niet meer op te lossen. In die gevallen is het belangrijk om ook de zorgkant binnen het onderwijs te betrekken.

Passend onderwijs

Aangezien hoogbegaafdheid domeinspecifiek is, kan een leerling getalenteerd zijn op het gebied van jouw vak. Merk je dat een leerling enthousiast wordt als je ingaat op de context van een probleem en/of verbanden binnen jouw vakgebied, dan is het goed om meer ruimte te bieden voor dit talent in jouw lessen; ook als de cijfers van een leerling  hier niet naar zijn. Het bieden van ruimte voor talent doe je bijvoorbeeld door een leerling verrijkingsopdrachten te geven in plaats van het reguliere werk. Als deze uitdaging aansluit bij de behoeften van de leerling, zal dit bij hem voor meer motivatie zorgen voor jouw vak in het geheel.

Uitdaging bepalen

Als je kansen wilt bieden aan leerlingen om zich verder te ontwikkelen, is het belangrijk om met hen in gesprek te gaan. Doel van dit gesprek is om samen de vorm en de inhoud van de uitdaging te bepalen. Luister hierbij goed naar waar een leerling behoefte aan heeft, want dit verschilt per leerling.

Begeleiding

Het aangaan en volbrengen van een uitdaging gaat lang niet altijd vanzelf. De leerlingen hebben mogelijk begeleiding nodig bij de verdere ontwikkeling van hun executieve vaardigheden. Veel van deze leerlingen hebben de ervaring dat leren niet moeilijk is. Hun executieve vaardigheden worden minder aangesproken en zijn daardoor minder ver ontwikkeld. Uitdagingen bieden levert leermomenten op die voor ontwikkeling zorgen, mits de leerling goed begeleid wordt. Begeleiding kan bijvoorbeeld gericht zijn op het bieden van overzicht, het geven van stappenplannen en het aanreiken van uitgewerkte voorbeelden van hoe anderen het aanpakken. De begeleiding kan ook worden gedaan door bijvoorbeeld een leerling uit een hogere klas met goede executieve vaardigheden.

Verrijking

Wil je passend onderwijs aanbieden door te verrijken, dan zou je een vierstappenplan kunnen hanteren.
Herkennen
Maak ruimte in je lessen om de context van een onderwerp te bespreken en de verbanden te laten zien met andere vakken of andere onderwerpen binnen je vakgebied. Bepaal welke
leerlingen hier enthousiast van worden.
Bespreek binnen het team welke leerlingen extra uitdaging voor jouw vak aan zouden kunnen.
Opzetten
Bespreek met de leerling(en) die uit stap 1 naar voren komen
waar de uitdaging aan moet voldoen.
Bedenk samen met de leerling(en) een uitdagende opdracht.
Uitvoeren
Laat de leerling(en) de uitdagende opdracht maken.
Begeleid dit goed door handvatten te bieden en feedback te
geven op het proces en de inhoud.
Beoordeel op proces en prestatie.
Evalueren
Bespreek hoe de leerling de uitdaging heeft ervaren.
Maak plannen voor een vervolg op basis van de ervaring.

Maatwerk

Over het algemeen geldt voor begaafde leerlingen dat, als ze minder herhalingsopdrachten moeten maken en sneller bij de complexiteit van het vak komen, de motivatie voor het vak stijgt. Dit doe je door de leerling een versneld programma te laten doorlopen. Hoe je voor leerlingen een versneld programma opzet, maar ook andere praktische tips voor het bieden van maatwerk, vind je op de themapagina van SLO: werk maken van maatwerk. (zie QR-code). 

Door op deze manier ruimte te bieden, kan een leerling als Yuna haar talenten binnen jouw vak verder ontwikkelen.

HANNA BEULING is curriculumontwikkelaar Hoogbegaafdheid Voortgezet Onderwijs bij SLO. Ze rondde naast de pabo en de studie onderwijskunde ook de ECHA-opleiding af. Ze heeft in zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs voor de klas gestaan.

Bronvermelding
  1. American Psychological Association, Center for Psychology in Schools and Education.
  2. Houkema, D. & Kaput, A.: (2011). Het model Talent in ontwikkeling. In: Houkema, D & Kaput, A. (2013). (Begaafde) leerlingen krijgen grip op eigen ontwikkeling. Zorg Primair, 4, 25-27.
  3. Mönks, F en Ypenburg, I.: (2011) Hoogbegaafdheid bij kinderen. Amsterdam: Boom.
  4. Renzulli, J. S.: (1978). What makes giftedness? Reexamining a definition. Phi Delta Kappan, 60, 180–184, 261.
  5. SLO: (2016). (Hoog)begaafdheid [werkdefinitie]. Opgevraagd van https://talentstimuleren.nl/thema/begaafdheid/subthemas/30-hoog-begaafdheid
6-7_NVOX21_TDS_NR-6.pdf
NVOX

NVOX 2021 • nummer 6 • bladzijde 6-7