Vraag 10

Antwoord:

Door: Koole | Datum: Zondag 10 juni 2018, 14:31 uur (Bewerkt op: 10-06-2018 14:34)

Evenals Borgonjen (25 mei 00.03 uur) en Boks tracht ik de (foutieve) logica van het correctievoorschrift te volgen bij vraag 10. Het correctievoorschrift sluit expliciet de mogelijkheid  in dat bij vraag 10 de formule wordt gebruikt.

Er zijn leerlingen die bij vraag 9 alles doen volgens het correctievoorschrift en daar noteren "λ=0,55nm is van dezelfde orde als a (en iets groter dan a), dus er is een redelijke tunnelkans". Bij vraag 10 noteren zij dat de massa van het tunnelende deeltje groter is dan bij vraag 9, zodat aan bol 1 van vraag 10 is voldaan. Zij gebruiken bij vraag 10 de formule en vinden voor deuterium λ=0,39nm. Zij constateren dat het verschil tussen λ  en a kleiner is dan bij vraag 9 en concluderen dat de tunnelkans daarom groter is dan bij vraag 9. Dat is onjuist, maar het lijkt me wel een "consequente conclusie" volgens de logica van vraag 9, zodat ook aan bol 2 van vraag 10 is voldaan. Voor een vakinhoudelijk onjuist antwoord worden zo de volle 2 punten verkregen. Alternatief: na de constatering dat λ met deuterium kleiner is, kan een leerling opmerken dat de impuls en de energie dus groter zijn, wat de tunnelkans groter maakt. Dat is onjuist, maar wel een "consequente" conclusie. Toch?

Hoe kan met gebruik van de formule bij vraag 10 volgens de "logica" van het correctievoorschrift worden uitlegd dat de tunnelkans kleiner wordt? (Ik besef dat λ in feite irrelevant is voor de tunnelkans, maar tracht nu de "logica" van het correctievoorschrift te begrijpen.)

Door: Garmt de Vries-Uiterweerd | Datum: Zondag 10 juni 2018, 22:55 uur

@Koole: het CV denkt dat de tunnelkans groter wordt naarmate de golflengte toeneemt. Doordat deuterium een grotere massa en dus een kleinere golflengte heeft, wordt volgens deze "logica" de tunnelkans kleiner. (Werken met de formule voor de golflengte gaat hier alleen maar toevallig goed.)

Ik ga nu proberen het CV zo te lezen dat de leerlingen die jij noemt 2 punten kunnen krijgen.

In de laatste zin van het voorbeeldantwoord bij vraag 9 staat er een / tussen "in de orde van grootte van" en "groter dan". Beide antwoorden mogen dus. Nu komt voor D (met grotere massa, 1e bolletje) de golflengte dichter bij a in de buurt te liggen, dus nog meer "in de orde van grootte van". De conclusie dat de tunnelkans dan groter wordt is dus consequent (met het waanidee van het CV bij vraag 9) en ook het 2e bolletje kan gegeven worden.

Mocht ik 2e corrector zijn en een 1e corrector kwam met dit argument, dan zou ik het niet onderuit kunnen halen.

(Is dit nu een oefening in creatief denken, of gaat het om concrete gevallen waarbij een leerling nog een punt meer zou kunnen behalen?)

Door: Koole | Datum: Zondag 10 juni 2018, 23:54 uur

@Vries-Uiterweerd De antwoorden zoals beschreven, zijn werkelijk door enkele leerlingen gegeven. Dat riep enerzijds de vraag op hoe de antwoorden moesten worden beoordeeld. En anderzijds de vraag hoe het CvTE zelf bij vraag 10 met gebruik van de formule tot het juiste antwoord "de tunnelkans is met deuterium kleiner" zou kunnen komen.

Door: Pieter Lukey | Datum: Maandag 11 juni 2018, 09:53 uur

@Koole:

Zal het niet zo zijn dat het CvTE denkt dat hoe kleiner de golflengte is, hoe kleiner de tunnelkans is? Dan wordt de redenering:

"omdat de massa van deuterum groter is, is volgens de formule de de Broglie golflengte kleiner. En dus is de tunnelkans van deuterium kleiner."

De stap van de eerste zin naar de tweede is in lijn met het correctievoorschrift van vraag 9,  natuurkundige onzin, maar toevallig komt er wel de natuurkundig goede conclusie uit. 

 

Door: Jacco Dankers | Datum: Maandag 11 juni 2018, 11:40 uur

Op mijn klachten over koppelingen tussen vragen 9, 10 en 12 kreeg ik de volgende reactie: " De algemene regel is dat fouten bij elke vraag apart worden beoordeeld. Soms komt het voor dat er bij een examen voor wordt gekozen om een bepaalde fout maar één keer aan te rekenen. Dat wordt dan apart genoemd in het correctievoorschrift. Omdat de genoemde vragen niet specifiek 3 keer naar hetzelfde concept vragen zal in dit geval worden gehouden aan de algemene regel. De deelscores bieden voldoende mogelijkheden om individuele leerlingantwoorden te beoordelen."

Het CvTE is dus van mening dat bij deze vragen niet weer naar hetzefde concept gevraagd wordt en dat je de genoemde formule bij vraag 10 ook niet per se nodig hebt. Een leerling hoort gewoon te weten dat bij een grotere massa een kleinere tunnelkans hoort, los van de fysische logica daarachter.

(wat mij betreft is dit niet bevredigend, maar het geeft in ieder geval aan dat het wat betreft het CvTE overbodig is om naar een logica te zoeken die de antwoorden op vragen 9 en 10 met elkaar in overeenstemming brengt)